24-10-2023

Beth Shemesh בֵּית שֶׁמֶשׁ

De moderne Israëlische plaats Beth Shemesh is in 1950 gesticht en ligt ongeveer 20 kilometer ten westen van Jeruzalem. Vandaag de dag wonen er hoofdzakelijk orthodoxe Joden.

Beth בֵּית betekent huis en shemesh שֶׁמֶשׁ betekent zon. De plaatsnaam wordt meerdere keren in de Tenach genoemd en het oorspronkelijke, door de Kanaänieten gestichte, Beth Shemesh behoorde na de stammenverdeling tot de stam Dan (Jozua19:41). De stad wordt daar Ier Shemesh, stad van de zon genoemd. De Danieten leefden verder ook aan de kust en o.a. het huidige Tel Aviv zou hen vandaag de dag toebehoren. De Danieten maakten in de tijd van Jozua Beth Shemesh tot hun hoofdstad. De stad lag zeer centraal en er werd dan ook veel handelgedreven. Ten zuidwesten van het stamgebied van Dan woonden de Filistijnen; een zeevolk dat volgens de Bijbelse overlevering uit Kaftor/Cyprus kwam. Sommige archeologen menen echter dat zij afstammelingen waren van Myceense strijders na de val van Troje. Beth Shemesh komen we voor het eerst tegen in Jozua 15:10 als zijnde een grensgebied tussen Judah en Dan.

In Jozua 21:16 wordt Beth Shemesh één van de Levietensteden genoemd (De Levieten hadden geen grondgebied, maar kregen wel steden toebedeeld). Bet Shemesh komen we ook tegen in de geschiedenis van de vernietiging van Israël’s eerste ‘hoofdstad’ Shilo.* De Filistijnen waren Israëls grondgebied diep binnengedrongen, verwoestten de Tabernakel en namen de gouden Ark van het Verbond mee naar Ekron. Ze plaatsten deze vol trots in de tempel van hun god dagon (de godheid met de vissenkop, die eruitziet als een mijter…). Aangezien hen daarop allerlei rampen overvielen, zoals ziekte, en ook hun godheid van zijn sokkel was gevallen, besloten zij de Ark terug te sturen. In 1 Samuel 6 vanaf vers 11 staat dat de Filistijnen de Ark op een wagen zetten met zogende koeien ervoor, waarvan de kalveren thuisbleven. De koeien renden al loeiende – en niet naar links of rechts kijkend – door tot Beth Shemesh, tot het veld van een zekere Jozua. Op zijn veld lag een enorme steen ** (vers 14) en daarop werden de koeien geofferd. Behalve de Ark hadden de Filistijnen op de wagen ook een koffertje neergelegd waarin gouden muizen zaten, alsmede afbeeldingen van hun ziekten. Voor elk van de vijf Filistijnse steden één (Ekron, Ashkelon, Asdod, Gaza en Gath). Helaas waren enige van de inwoners van Beth Shemesh te nieuwsgierig en keken in de Ark zelf. Adonai doodde vele inwoners van Beth Shemesh vanwege deze zonde. Daarop besloot men de Ark te verplaatsen naar Kiryat Jeariem, een stukje dichterbij Jeruzalem.

Beth Shemesh was een welvarende plaats in de tijd van koning Salomo en werd daarom ook uitgekozen als één van de twaalf steden die de koninklijke familie jaarlijks een maand van voedsel mochten voorzien (1 Kon. 4:7-9).

In 2 Kon 14:11-13 komen we Beth Shemesh ook tegen als zijnde de plaats waar een oorlog tussen koning Amazia, koning van Judah en Joas, koning van Israël, zich afspeelde. Amazia voelde zich na de overwinning op de Edomieten machtig genoeg om het noordelijke rijk Israël aan te vallen. Joas probeerde Amazia van dat plan af te brengen en vergeleek Amazia met een Libanese distel die een gevecht wilde aangaan met een Libanese cederboom. ‘Maar de dieren van het veld vertrapten de distel’ (vers 9). Zo verging het uiteindelijk ook Amazia, die niet naar het advies van Joas luisterde. Hij werd verslagen bij Beth Shemesh. Beth Shemesh werd uiteindelijk in het jaar 701 v. Chr. door de Assyriërs verwoest.

*Nadat het volk Kanaän was binnengetrokken, vergaderde Jozua het volk eerst bij Shilo en aldaar werd een Tabernakel gebouwd voor de Ark van het Verbond. Het zou nog bijna 400 jaar duren voordat de Ark naar de Stad van David gebracht werd.

** Rond Beth Shemesh wordt al jaren intensief gegraven naar het verleden. Archeologen vonden enkele jaren terug een enorme steen tijdens het opgraven van een 3.100 jaar oude site in de buurt van Beit Shemesh. Ze begonnen in 2012 met het opgraven van de tempel die daar zou hebben gestaan. Vele vaten die men vond, hebben de inscriptie laMelech, לְמֶלֶך voor de koning!

Onderstaande over Dan, is hier nog een mooie aanvulling op.

Dan was de oudste zoon van Bilha, de bijvrouw van Jakob (Gen. 30:4). Bij haar huwelijk met Jakob kreeg Rachel Bilha als dienstmaagd. Aangezien Rachel aanvankelijk geen eigen kinderen kreeg werd Dan háár zoon, haar eersteling. Ze noemde hem Dan (vers 6) want, riep zij uit, God heeft haar recht gedaan! Toen na vele jaren de mooie Jozef geboren werd en Dan’s plaatsje innam, moet Dan zich toch wat achtergesteld gevoeld hebben en we zien dat een beetje terug in het verloop van de geschiedenis van deze stam: ze worden een wat zwervende stam en bevaren de zeeën. Van Dan werd door Jakob voorspeld, dat het „een slang op de weg“ zou zijn (Genesis 49:17). Volgens Exodus was de stam Dan het talrijkst van alle stammen tijdens de uittocht uit Egypte. Merkwaardig is overigens dat Dan niet genoemd wordt in de opsomming van Openbaring 7:4-8.

Dan woonde aanvankelijk bij de zee en volgens overleveringen zouden stamleden richting Griekenland zijn getrokken. De Griekse schrijver Homerus (8e eeuw voor Chr.) spreekt opmerkelijk over de Grieken als zijnde Danaers/Danoi. Ook zou er een link zijn tussen de stam Dan en Danmark/Denemarken. Letterlijk betekent die naam ‘het grensgebied van Dan.’ De eerste koning van Denemarken (1040-999 v. Chr.) heette Dan. Hij schijnt een tiran te zijn geweest en liet zich aanbidden als een godheid. Mogelijk is ook de naam van de Germaanse god wodan/wotan van zijn naam afgeleid. Danieten zouden vanuit Kanaän via de Middellandse zee naar het noorden zijn gevaren en o.a. in Jutland terecht zijn gekomen, daar bekend als de Dani. Dit lijkt te worden bevestigd door oude Azteekse overleveringen en die van de Maya’s, die melding maken van een doortocht van twaalf stammen van hun voorouders door de zee (Uittocht uit Egypte?). Koning Dan zou namelijk Danieten, waaruit later de Tolteken zouden zijn voortgekomen, die volgens de Maya’s blank waren, en een grote groep donkerhuidige (‚rode‘) Traciers/Picten naar Midden-Amerika hebben gebracht. Zo stichtte hij een kolonie voor zijn rijk: het latere Quiché koninkrijk van Maya’s en Tolteken. Koning Dan zou zelf nog meer dan eens een reis naar de kolonie hebben ondernomen. In Amerika leefde de herinnering aan deze machthebber voort in de vorm van één van de goden van de Maya’s: votan, die volgens de overleveringen een lichte huid en een baard had. (Bron w.b. link met Dan-Tolteken deels uit wikisage.org).

Vlakbij Beth Shemesh ligt het plaatje Zorah waar Simson opgroeide. Simson, een Daniet, zou de Filistijnen een enorme nederlaag toebrengen maar het had ook gevolgen voor zijn eigen stam. Na de geschiedenis met Simson werd het de stam Dan te benauwd om zo dicht bij de Filistijnen te blijven wonen. Uit angst voor wraak vertrokken zij helemaal naar het noorden van Israel waar nu de Jordaan ontspringt (Richteren 18). Beth Shemesh viel kort daarna in handen van Judah. De uitspraak ‘van BeerSheba tot Dan,’ of te wel van het zuiden tot aan het noorden, komen we meermaals tegen in Tenach (o.a. Richteren 20:1). Daar in het noorden, tartten zij het gezag van God door zelf priesters en Levieten in dienst te nemen (Richteren 17). Toen Jerobeam 1 de tien stammen van Israël afscheidde na de breuk met Rechabeam, Salomo’s zoon, sloot de stam van Dan zich bij hem aan. De hoofdplaats van Dan, ook Dan geheten, werd de locatie waar één van de twee afgodische gouden kalveren werden opgesteld. Beelden die Jerobeam ter vervanging van Salomo’s Tempel had opgericht. Toen Israël in 722 v Chr. door de Assyriërs werd verslagen, werd Dan samen met de andere stammen weggevoerd.

Zie ook een korte woordstudie over Shemesh en aanverwante woorden.