Dein Warenkorb ist gerade leer!
Door Erik Alberts
“Rava zei: Elke Torah-geleerde wiens binnenkant niet is zoals zijn buitenkant (dat wil zeggen wiens uitdrukking van gerechtigheid onoprecht is) moet niet als een Torah-geleerde worden beschouwd. (Talmud Bavli – Yoma 72b)
Wat is de definitie van een ‚farizeeër‘ in een gemiddeld woordenboek? Vaak zijn de eerste betekenissen woorden in de trant van “hypocriet”, “huichelaar”, etc. Pas daarna laten sommige woordenboeken de meer historische definities zien. Dit komt in zijn geheel op het conto van de christenheid die zich in de afgelopen pakweg 1800 jaar niet verdiept heeft in het feit dat Yehoshua van Nazareth een Torah-getrouwe Jood was die slechts leefde, leerde en onderwees in de Joodse gemeenschap. Het zal klinken als vloeken in de kerk dat nader onderzoek uitwijst dat de mensen waar Yehoshua zo regelmatig de “strijd” mee aanging, de Farizeeën, van alle groepen religieus gezien het dichtst bij hem stonden. Sterker nog, er zijn hier en daar potentiële aanwijzingen dat Yehoshua zelf een Farizeeër was. Eentje daarvan is het feit dat Yochanan HaMatbiel (“Johannes de Doper”) tegen de groep Farizeeën die bij hem kwam om zich onder te dompelen dit zei: “’Ik dompel onder in water, maar in jullie midden staat iemand die jullie niet kennen, Hij die na mij komt; ik ben niet (eens) waardig (zelfs maar) de riem van Zijn sandaal los te maken.’” (Johannes 1:26-27) We zien hier dat Yochanan verwees naar iemand onder de Farizeeën. Diegene was Yehoshua, afkomstig uit Nazareth. Zou het kunnen dat Yehoshua het meest kritiek uitte op zijn geloofsbroeders bij wie Hij het dichtste stond? Die kans is heel wel aanwezig. Kritiek geef je op mensen in wie je potentieel ziet, in wie je gelooft, niet in mensen die ver van je af staan en waarvan je weet dat het “parels voor de zwijnen” is. De kritiek van Yehoshua is in christelijke kring beroemd en in Joodse kring berucht. Door haar niet te zien als enkel intra-joodse polemiek, maar als christelijke kritiek van “Jezus” op “de Joden” is onnoemelijk veel Joods bloed vergoten gedurende 1800 jaar met als recent dieptepunt de Shoah (“Holocaust”). En al is er “na Auschwitz” binnen de christenheid een hele hoop ten goede veranderd in de visie op het Joodse volk, Gods verbond, de Torah, Israël, et cetera, er is nog heel veel theologische ellende welke haar tentakels tot in de haarvaten van de christelijke (en ook zelfs Messiaanse) geest vast heeft gezet. In het leeuwendeel van de christenheid is een oprecht positieve en respectvolle visie op (niet-Messiaanse) Joden en zeker orthodoxe Joden nog niet voldoende aan de orde.
Goed, nu gaan we ons richten op de “heilige woede”. Enkele van de meest beruchte passages hieromtrent vinden we in Mattheüs 23:3-36. Daar levert Yehoshua acht „wee jullie!“ vegen uit de pan af aan het adres van de Farizeeën en hun schriftgeleerden en geeft Hij het volk enkele algemene waarschuwingen voor sommige van de beschamende manieren van deze „vrome“ mannen. Om dit op de juiste manier te lezen is het nodig om te weten dat in de tijd dat Yehoshua in het land wandelde het Sanhedrin bestond uit Sadduceeën en Farizeeën. De Farizeeën waren in die tijd verdeeld in de School van Hillel (die doorgaans milder was in zijn opvattingen) en de School van Shammai (die vaak streng was in zijn opvattingen). De Farizeeën van beide scholen konden het doorgaans met elkaar vinden, maar als het ging om het bediscussiëren van de Torah en Joodse leefregels stonden ze niet zelden mijlenver uit elkaar. Evengoed dichter bij elkaar dan bij de elitaire Sadduceeën. De School van Hillel volgde de School van Shammai op in het Sanhedrin na de verwoesting van de Tweede Tempel (70 n.Chr). Dit betekent dat de Farizeeën die Yehoshua hier toesprak vrij zeker die strenge mannen van de School van Shammai waren, hun aantallen waren toen groter in de samenleving.
De “wee jullie!” uithalen kunnen we het beste vergelijken met voorbeelden van andere Joodse leiders binnen de religieus-Joodse wereld. We springen nu maar liefst 17 eeuwen verder in de geschiedenis. In 18e eeuws Oost-Europa had de Joodse gemeenschap daar voor een aanzienlijk deel te maken met religieuze leiders die meer met zichzelf en met menselijke eer bezig waren dan met de noden van het gewone volk en met de juiste kawwaná (hartsgerichtheid). Vele “herders” maakten zich vaak genoeg drukker om hun eigen redding en om wat de elite van hen vond dan om het welzijn van hun “schapen”. Het is in die tijd dat een bijzonder man opstond en op unieke wijze oog had voor alle Joden, in het bijzonder de “simpele zielen” en de gewone man van de straat, de ambachtsman, etc. Deze man was Rabbi Yisraël ben Eliëzer (1698-1760) die bekend kwam de staan onder de naam Baäl Shem Tov (Meester van de Goede (God’s) Naam) of afgekort “BeShT”. Hij kwam eens een van die verstokte rabbijnen in zijn omgeving tegen en zijn invloed op hem was zo positief dat deze rabbijn een van zijn eerste en belangrijkste leerlingen werd en ten positieve veranderde. Die rabbijn was Rabbi Yaakov Yosef HaKohen van Polonoye (1710-1784) (in het huidige Oekraïne). Het is in bepaald opzicht te vergelijken met hoe de ontmoeting van Shaul/Paulus van Tarsis met Yehoshua hem een ander soort mens maakte. Nu zullen we ons richten op de voorbeelden.
“De rabbijnen en geleerden waren de spirituele leiders van de gemeenschap. De schuld, hoewel ze ook door anderen werd gedragen, lag voornamelijk bij hen. Hun taak was het centrale leiderschap en de verantwoordelijkheid (over het reilen en zeilen binnen de gemeenschap). Daarom is het op hen dat Rabbi Yaakov Yosef zijn vlijmscherpe pijlen richtte, om de wanpraktijken waaraan zij deelnamen, de zonden die zij hadden begaan en de daden die zij nagelaten hadden aan het licht te brengen. Hij onthulde hun eigenbelang, hun trots en ijdelheid, hun zorg voor zichzelf en minachting voor het volk. Het was niet makkelijk voor hem om op deze manier te spreken; hij deed het niet uit verlangen – omdat hij echt wilde – maar uit bittere noodzaak, omdat hij zich daartoe gedwongen voelde. Hij was ‘als een getrouwe arts die de mens aan wie hij een remedie geeft, liefheeft. Hij moet eerst zijn wonden en zweren blootleggen. Alleen dan is hij in staat om hem te genezen.’ Want ‘het is onmogelijk voor de dokter om te genezen als hij de wond niet opent en het kwaad blootlegt.’ De bestaande stand van zaken kon niet langer hetzelfde blijven. Wie Rabbi Yaakov Yosef’s boeken las, wist dat de dag des oordeels was gekomen.“ (uit “The Zaddik”, Samuel Dresner, 1974)
Hier zijn enkele uitspraken van Rabbi Yaakov Yosef:
„Er zijn geleerden wiens handelingen alleen uiterlijk vertoon zijn, die als eersten binnenkomen in de synagoge en die daar alleen studeren om hun bekwaamheid te tonen.”
„Trots komt het meest voor onder de geleerden.“
„Als de geleerden de eigenschappen van nederigheid en bescheidenheid zouden leren, dan zou alles goed zijn; maar dit is helemaal niet het geval, aangezien het bij iedereen bekend is dat hoe geleerder zij zijn, hoe ijdeler zij zijn.”
“Als de basis van zijn Torah en godsdienst hoogmoed is, zelfs als hij God dient, is het niets, omdat het hem ontbreekt aan de „Ene“, dat wil zeggen, de Eeuwige zelf. Daarom moeten we weten dat zelfs als hij God dient (door Torah en geboden), het is het alsof hij Hem niet heeft gediend.”
Samuel Dresner schrijft verder:
“Gekoppeld aan de onderlinge jaloezie van de geleerden was hun gevoel van bitterheid jegens de werkelijk vromen, wiens getrouwheid ze bespotten en wiens invloed op de mensen ze soms liever wilden dwarsbomen.”
“Kennis kan gemakkelijk tot trots leiden, wanneer ze niet begrensd wordt door nederigheid.”
Wellicht zijn Joodse geleerden, vanwege de grote nadruk die het Jodendom legt op leren en studeren, vatbaarder voor de zonde van hoogmoed. Zo lezen we keer op keer in de Joodse literatuur vermaningen tegen de hoogmoed van geleerden die met hun gewichtigheid een verpletterende invloed uitoefenen op het innerlijk leven van het gewone volk. Veel van de rabbijnen en de geleerden uit de tijd van Rabbi Yaakov Yosef lijken in deze categorie te vallen. Zijn boodschap is dat ondanks het feit dat ze de Torah bestuderen, hun trots het ware licht buitensluit, dat zelfs hun Torah onecht is, want ze bereiken nooit de innerlijke Torah, de diepere Torah die schuilgaat achter de letters, de geest die ze doordringt en omwille van waarvan ze moeten worden bestudeerd. Ze kennen alleen de buitenste omhulsels van de Torah, de oppervlakte, niet de Ware Torah. Dus zelfs de aanspraak van een geleerde op leren is onjuist. Want de man die alleen zijn eigen stem hoort, en nooit de stem van anderen, sluit zich niet alleen af van zijn medemens, maar ook van de Eeuwige. Het Woord van God gaat verloren in het lawaai van zijn eigen woorden. Het is moeilijk om de liefde voor de Eeuwige te voelen wanneer hij vervuld is van eigenliefde.’”
Wat we uit deze woorden duidelijk kunnen opmaken, is dat de Geest van de Torah (“Geest van de Wet”) essentieel is in het orthodoxe Jodendom, zoals zij essentieel is in het Nieuwe Testament. Zowel Yehoshua van Nazareth als Rabbi Yaakov Yosef richtten hun pijlen op de leiders van de Joodse gemeenschap. Waarom meer en harder op de leiders dan op de gewone man? Omdat leiders in de lijn van Mozes staan en daarom als “herders” over het volk (“de schapen”) beschouwd moeten worden. Hierom zien wij dat Yehoshua voordat hij hen aanpakt eerst in niet mis te verstane woorden hun religieuze autoriteit bevestigt en accepteert:
“De Schriftgeleerden en Farizeeën zitten in de Stoel van Mozes (de Torah onderwijsautoriteit). Zie er daarom op toe dat jullie naar alles handelen wat zij jullie zeggen.” (Mattheus 23:2-3)
Ook deze tekst is Joods en past geheel binnen de Joodse traditie die leert dat de autoriteit van Mozes werd overgedragen “l’dor wador”, van generatie op generatie (inclusief veel mondelinge leer), waaronder de Farizese Torah-leraren. Christenen weten doorgaans niet zo goed wat ze aan moeten met vers 3, omdat het een ogenschijnlijke tegenstrijdigheid laat zien: een opdracht tot gehoorzamen van de mannen waartegen hij anderzijds waarschuwt. Het is goed hierbij te realiseren dat bijvoorbeeld Rabbi Yaakov Yosef of de grote rabbijnen uit de Talmud soms ook snoeihard waarschuwen tegen hypocriet gedrag zonder dat men daarmee meteen de realiteit uit het oog verliest en de hele persoon en diens autoriteit verwerpt. Christenen die Mattheus 23:2-3 lezen doen dit traditioneel echter wel, omdat zij gewend zijn in Grieks-heidense “of-of” tegenstellingen te denken in plaats van vanuit een Joodse “en-en” benadering. Zo heeft men dus niet zelden geredeneerd dat Yehoshua het in vers 2 allesbehalve serieus meende toen hij de autoriteit van de Farizeeën benadrukte. De realiteit is echter dat het juist een heel sterk punt maakt om zowel hun autoriteit te bevestigen als hen op hun hypocrisie te wijzen. In het Jodendom bestaan het loven van én kritiek leveren op een en dezelfde persoon of zaak naast elkaar, net zoals bijvoorbeeld “Wet” (Torah) én genade naast elkaar bestaan. Het ene sluit het andere niet uit. Sterker nog, in het geval van de Torah is het zo dat deze werd gegeven vanuit genade.
Tot slot nog een voorbeeld uit de Talmud.
“Rav Nachman bar Yitzḥak zei: ‘Dat wat verborgen is, is verborgen en dat wat geopenbaard is, is geopenbaard, maar in de Hemel is alles bekend, en het Hemels Gerecht zal betaling eisen van degenen die de mantel van rechtvaardigen dragen, maar in feite onwaardig zijn. De Gemara vertelt: Koning Yannai zei tegen zijn vrouw voordat hij stierf: ‘Wees niet bang voor de Farizeeën, ook niet voor degenen die geen Farizeeën zijn; maar pas op voor de hypocrieten die op Farizeeën lijken, want hun daden zijn als de daad van Zimri maar ze vragen om een beloning zoals die van Pinchas (Numeri 25:6-14).’”
(Talmud Bavli – Sotah 22b)
De Farizeeën zijn niet het probleem, hypocrieten zijn het probleem en daar was het onze Rabbi Yehoshua van Nazareth om te doen, evenals de eerder genoemde Rabbi Yaakov Yosef van Polonoye en alle andere grote rabbijnen voor, tijdens en nadat Yehoshua op aarde wandelde. Het is van groot belang dit goed door te laten dringen en ook een grote (zo niet de grootste!) stap in de richting van respect voor de orthodox Joodse (min of meer de hedendaagse Farizese) gemeenschap. Tot de dag van vandaag toe zijn zij de rechtmatige overleveraars van bijvoorbeeld de Torah-rollen en bijbehorende mondelinge tradities die in alle synagogen in de wereld worden gebruikt en waarop alle Bijbels gebaseerd zijn. Laat de liefde, het licht en de vrede die Yehoshua had en heeft voor deze van zijn broeders en zusters (inclusief hun menselijke gebreken, zoals wij die allen hebben) over hen lichten door onze woorden, daden en gebeden. Hierbij hoort eveneens een voorgoed afscheid nemen van minachting jegens de historische Farizeeën en alle giftige theologie die daarvan is afgeleid. Wie thuis is in de rabbijnse literatuur van voor de christelijke jaartelling tot aan de dag van vandaag toe, weet dat het overgrote deel van de “Farizese” leer kosher is en stichtelijk en van belang voor zowel Joden als gelovigen uit de volkeren. In dit stuk gaan wij hier niet verder op in, maar volstaan we met die wetenschap.
We kunnen dit artikel gelukkig afsluiten met de hoopvolle ontwikkelingen die ook alweer decennia plaatsvinden en nog toenemen: christenen en messianen die aan de voeten van orthodoxe rabbijnen leren en bijgevolg zelfs nog meer over hun geliefde Rabbi Yehoshua van Nazareth te weten komen dan ooit tevoren. Baruch Hashem!