24-10-2023

Psalm 20 (2)

(Dit artikel bevat deels dezelfde informatie als in dit artikel, maar ook weer andere, en aanvullende informatie, red.)

לַֽמְנַצֵּחַ מִזְמוֹר לְדָוִֽד

1. Lamnatseach mizmor lêDavid, voor de koorleider, lied aan David.

Deze Psalm is een zegenlied aan de koning, een zegen die nodig is voor de komende strijd. Deze Psalm is dus niet door, maar voor David geschreven volgens het gros van de Bijbelgeleerden.

Het woord lamnatseach לַמְנַצֵּחַ kan men op verschillende manieren uitleggen: voor de koorleider is een uitleg, maar het kan ook betekenen: voor de overwinnaar. Deze laatste betekenis geeft weer een nieuw perspectief; is David die overwinnaar of slaat dit op God, de uiteindelijke Overwinnaar? In deze Psalm is het duidelijk dat het om David gaat, echter, er zijn veel meer Psalmen die deze aanhef hebben en waarin God bezongen en geraadpleegd wordt.

Deze Psalm is gemaakt om David sterkte en overwinning te wensen voor de strijd, hoogst- waarschijnlijk tegen de Syriërs. Dit kunnen we zien aan 2 Samuel 10:18, waar David zevenhonderd wagenpaarden doodt. In deze Psalm wordt in vers 8 gerefereerd aan paarden en wagens, welke door de Syriërs gebruikt worden in de strijd.

יַֽעַנְךָ יְהֹוָה בְּיוֹם צָרָה יְשַׂגֶּבְךָ שֵׁם אֱלֹהֵי יַֽעֲקֹֽב

2. Ja’anêkha JHWH bêjom tsarah jêsagebhkha shem Elohej Ja’aqobh, moge de Aanwezige (JHWH יהוה) u antwoorden in de dag van benauwdheid en moge de Naam van de God van Ja’aqobh u verdedigen.

Anah עֲנָה (Ajin ע, Nun נ, Hé ה) is het Hebreeuwse werkwoord voor antwoorden. Moge de HEERE u antwoorden, zegt de Psalmist hier tegen David. Het kan echter ook gelezen worden als: de HEERE zal u antwoorden, wat bevestigend klinkt in plaats van wensend.

De dag van benauwdheid is jom tsarah יוֹם צָרָה. Het werkwoord is tsarar צָרַר (Tsade צ, Resh ר, Resh ר), wat betekent: insnoeren, vijandig bejegenen. Het is opvallend dat tsarah, of ook tsar צַר (Tsade צ, Resh ר), dat van rechts naar links wordt gelezen in het Hebreeuws, als rats gelezen kan worden in het Nederlands, dat immers van links naar rechts gelezen wordt. In de rats zitten is benauwd zijn. Tsar, benauwd heeft ook woordverband met tsaar en caesar, heersers die het volk benauwden en onderdrukten, en ook met Mitsrajim מִצְרַיִם, Egypte, het land van de slavernij en de onderdrukking.

De Naam van God verdedigt… hoe dan? Waarschijnlijk bedoelt de Psalmist dat David de naam van God moet aanroepen om gered te worden en het vertrouwen is er bij de Psalmist dat God dan ook ingrijpt. Het woord verdedigen is segebh שֶׂגֶב (Sin שׂ, Gimel ג, Bheth ב). Dit woord is afgeleid van het werkwoord sagabh שָׂגַב wat betekent: onbereikbaar hoog, veilig zijn. Heel vaak zegt David dat God Zelf zijn hoog vertrek is, zoals bijvoorbeeld in Psalm 9:10. Zijn vertrouwen op God blijkt daar zo sterk uit. Een binnenwoord in segebh is gabh גַב en dit woord betekent: rug. Gods verdediging is de steun in de rug voor David en het volk Israël. In het Engels is er de uitdrukking: ‘I’ll be at your back,’ wat betekent zoiets als: ‘Ik ben de steun in jouw rug, ik verdedig jou.’

Segebh שֶׂגֶב heeft woordverband met saga’ שָׂגָא, wat eindigt op een Aleph א en dit woord betekent: groot worden, toenemen. Wie de naam van God aanroept, diens vertrouwen in Hem wordt groter, zal toenemen. De Aleph א is het getal 1 en betekent onder meer: eersteling. Deze letter verwijst naar God Die Eén is en Die de Eersteling is (Johannes 1:1).

יִשְׁלַֽח־עֶזְרְךָ מִקֹּדֶשׁ וּמִצִּיּוֹן יִסְעָדֶֽךָּ

3. Jishlach-ezrêkha miqodesh umitsion jisadekha, Moge Hij u hulp zenden vanuit het heiligdom en u vanuit Tsion ondersteunen, verkwikken.

Moge Hij u hulp zenden kan ook gelezen worden als: Hij zendt u hulp, wat ook weer bevestigend overkomt in plaats van wensend. Shalach שָׁלַח (Shin שׁ, Lamed ל, Cheth ח) is het werkwoord zenden en in dit woord vinden we het binnenwoord shel שׁל, wat betekent: van. Hulp komt van Hem, van God. Dit is ook de enige hulp waar David echt wat aan heeft, net als het volk Israël, tegen wie God dan ook zegt: ‘Vertrouw niet op Egypte, maar alleen op Mij (Jesaja 31:1 en Ezechiël 29:16). ‘Mijn hulp is van de Here, Die hemel en aarde gemaakt heeft (Psalm 121:2).’

Heiligdom is qodesh קֹדֶשׁ (Qoph ק, Daleth ד, Shin שׁ) van het werkwoord qadash en dit betekent: heiligen. Wat is heiligen: het is apart zetten. Apart van de rest, zoals God de zevende dag apart heeft gezet, apart van de gewone dagen. Gods heiligdom staat ook apart van alle andere huizen en tenten. Het is de plaats waar Hijzelf woont en Hij is heilig (1 Petrus 1:16).

Verkwikken is het woord sa‘ad סָעַד (Samekh ס, Ajin ע, Daleth ד). Dit woord betekent ook ondersteunen. De betekenis verkwikken gaat nog verder dan ‘slechts’ ondersteunen. Het vertelt over het welzijn van David, doordat God hem verkwikt, nieuwe kracht geeft, kan hij weer dóór. Sa‘ad heeft woordverband met sod סוֹד (Samekh ס, Waw ו, Daleth ד) en dit woord betekent onder meer: vertrouwelijke omgang hebben, overleg hebben. Iedereen weet dat God vertrouwelijke omgang heeft met David en het is datgene wat David verkwikt, een gebedsleven verkwikt de bidder en David is een bidder, die tijd doorbrengt in de tabernakel.

יִזְכֹּר כָּל־מִנְחֹתֶךָ וְעוֹלָתְךָ יְדַשְּׁנֶה סֶֽלָה

4. Jizkor kol-minchotekha wêolatekha jêdashneh selah, Moge Hij al uw offergaven en vette brandoffers gedenken.

Opnieuw kunnen we dit vers zowel wensend als bevestigend uitleggen. Gedenken is het woord zakhar זָכַר (Zajin ז, Khaph כ, Resh ר). Als God Davids offers gedenkt dan betekent dit hier dat Hij David genegen is omdat deze altíjd zijn offers brengt om God te eren. Dit is Davids vertrouwelijke omgang met God. Een binnenwoord is rakh רַך en dit betekent: teder, moge God met tederheid denken aan Davids liefdegaven voor Hem.

Een offergave, spijsoffer of geschenk is een mincha מִנְחָה (Mem מ, Nun נ, Cheth ח, Hé ה). Het werkwoord manach מָנַח, waarvan dit woord is afgeleid, komt niet in de Bijbel voor. Het woord nuach נֻחַ (rusten) is te vinden in mincha מִנְחָה. Omgedraaid is dit binnenwoord chen חֶן (Cheth ח, Sluitnun ן), genade, rust. Van Noach is te zeggen dat zijn rechtvaardigheid hem Gods genade opleverde. Van David kunnen we dat ook zeggen, ook al heeft deze laatste weleens een scheve schaats gereden. Als we Psalm 32 lezen, dan zien we zijn blijdschap over Gods genade en vergeving.

Een brandoffer is een olah עוֹלָה (Ajin ע, Waw ו, Lamed ל, Hé ה). Het werkwoord hier is alah עָלָה wat betekent: opgaan, omhooggaan. Bij een brandoffer kringelt de rook omhoog en ook de geur stijgt op naar de neus van God. Iemand die aliyah maakt, naar Israël emigreert, gaat ook op, op naar het hooggelegen Jeruzalem.

יִתֶּן־לְךָ כִלְבָבֶךָ וְֽכָל־עֲצָֽתְךָ יְמַלֵּֽא

5. Jiten-lekha kilêbhabhekha wêkol-atsatêkha jêmale Moge Hij u geven naar uw hart en al uw raad vervullen.

Wat wordt er bedoeld met: uw raad vervullen, hoe kunnen we dit in begrijpelijk Nederlands vertalen? Vervullen is mala’ מָלָא (Mem מ, Lamed ל, Aleph א). In dit woord zit het binnenwoord El אֶל (Aleph א, lamed ל) en dit is de afkorting van de Godsnaam Elohim אֱלֹהִים. ‘Ik ben de Aanwezige (HEERE), uw God, Die u heb opgevoerd uit het land van Egypte; doe uw mond open en Ik zal Hem vullen (Psalm 81:11).’ In Jesaja 6:1 staat geschreven dat God op Zijn troon zit en Zijn zomen vervullen de Tempel. Ook Haggaï 2:8 spreekt hierover. Een zeer sprekende tekst is die van onze Messias Jehoshua, Die spreekt in Mattheus 5:17: ‘Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.’

Raad is etsah עֶצָה (Ajin ע, Tsade צ, Hé ה). Dit woord is afgeleid van het werkwoord ja‘ats יָעַץ (Jod י, Ajin ע, Sluit-Tsade ץ): raad geven. Waarschijnlijk moeten we deze tekst zo uitleggen: dat God achter David staat in de raad die hij aan anderen geeft, aan de raadsbesluiten die hij als koning maakt. In de Filippenzenbrief (4:19) schrijft de apostel Paulus zoiets dergelijks aan de gemeente die raad, leiding nodig heeft: ‘Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen alles wat u nodig heeft in heerlijkheid, door Christus Jezus.’ Zowel David als- eeuwen later- de gemeente te Filippi, krijgen deze zegenwens mee.

נְרַנְּנָה בִּישׁוּעָתֶךָ וּבְשֵֽׁם־אֱלֹהֵינוּ נִדְגֹּל יְמַלֵּא יְהֹוָה כָּל־מִשְׁאֲלוֹתֶֽיךָ

6. Nêrananah bishuatekha ubêshem-Elohenu nidgol jêmale JHWH kol mishalotekha, wij zullen juichen in uw heil en in de naam van onze God een vaandel opsteken, de Aanwezige vervulle al uw wensen.

De hartelijke toon van deze Psalm is zo mooi: de Psalmist schrijft hier dat het volk achter David staat, tja, zonet was de wens dat God Zelf achter Davids besluiten zal staan, dan kan het volk natuurlijk niet achterblijven en David krijgt iedereen mee. Juichen is ranan רָנַן (Resh ר, Nun נ, Sluitnun ן), waarvan is afgeleid het woord voor vreugdekreet, ran רַן. Dit woord vinden we in de Boetpsalm 32 terug: ‘Gij omringt mij met jubelzangen van bevrijding.’ Blij zijn is een Bijbelse opdracht (1 Petrus 4:13; Op. 19:7; 1 Thess. 5:16) en het enige wat blijdschap kan wegnemen is zonde. Wie Psalm 32 leest, die ziet dat zonde David een tijd in de greep hield, maar zodra hij beleed en schuld bekende, kwam de blijdschap terug; David weet wat het is om te juichen.

Heil, hulp is jeshuah ישׁוּעַה (Jod י, Shin שׁ, Waw ו, Ajin ע, Hé ה). Jeshuah is een vrouwelijk woord; het eindigt op de typisch vrouwelijke Hé ה met een á-klank. Denk maar aan Saráh; Riwkáh; Debhoráh en Leáh; namen van vrouwen die ook allemaal deze uitgang hebben. Velen noemen Jezus tegenwoordig Jeshua יְשׁוּעָ zonder Hé aan het eind. Dit is een plaatsnaam en een mansnaam in het Hebreeuws. We komen die naam tegen in o.a. Neh. 11:26 als plaatsnaam en in 1 Kronieken 24:11 en in Ezra 2:2 als mansnaam. Maar doet deze naam onze Messias niet tekort? Jeshuah is een zelfstandig naamwoord maar de Messias/Jezus is veel meer dan dat: Zijn naam is een actief werkwoord: Jehoshua יְהוֹשֻעָ, Hij die doet bevrijden! Net zoals de Naam JHWH יהוה een werkwoord is: gebeuren, geschieden, aanwezig zijn. Let op de Godsnaam letters in de beide Hebreeuwse namen, die staan precies op volgorde; de Naam van God staat in de naam Jehoshua.

Een vaandel is een degel דֶגֶל (Daleth ד, Gimel ג, Lamed ל), dit woord is afgeleid van het werkwoord dagal דָגַל, wat hetzelfde geschreven wordt, maar net anders beklinkerd. Dagal betekent: het vaandel heffen, opsteken. Bij dit woord gaat het of om een oorlogshandeling om het volk te verzamelen, of om verder te trekken naar de volgende pleisterplaats, alhoewel voor dit laatste ook wel het woord nés נֵס (Nun נ, Samekh ס) wordt gebruikt, afgeleid van het werkwoord nasa נָסָע (Nun נ, Samekh ס, Ajin ע), wat betekent: opbreken, verder trekken.

Wensen, vragen, eisen, te leen vragen, sha’al שָׁאַל (Shin שׁ, Aleph א, Lamed ל). Dit is een interessant woord omdat het meerdere betekenissen heeft waardoor er heel iets anders kan komen te staan. Of het uitgelegd wordt als wensen of als eisen, dat maakt nogal een verschil! Kunnen we überhaupt wel iets eisen van God? ‘Eis van Mij en Ik zal u de heidenvolken als uw eigendom geven,’ zegt God in Psalm 2:8. De eerste keer dat sha’al wordt gebruikt, is in Genesis 3 waar God aan Adam vraagt: ‘Waar zijt gij,’ en: ‘Wat is dat wat gij gedaan hebt!?’ David vraagt in Psalm 27:4 nog maar één ding: te mogen verblijven in het huis des Heren, levenslang.

Van het woord sha’al שָׁאַל wordt het woord shê’ol שְׁאוֹל (Shin שׁ, Aleph א, Waw ו, Lamed ל) afgeleid en dat betekent: dodenrijk. Daarbeneden in het dodenrijk, daar is de tijd van vragen stellen voorbij…

עַתָּה יָדַעְתִּי כִּי הוֹשִׁיעַ יְהֹוָה מְשִׁיחוֹ יַֽעֲנֵֽהוּ מִשְּׁמֵי קָדְשׁוֹ בִּגְבֻרוֹת יֵשַׁע יְמִינֽוֹ

7. Atah jadati ki hoshia JHWH mêshicho ja’anehu mishmej qodsho bigbhuroth jesha jִêmino, welnu, ik heb geweten dat JHWH Zijn gezalfde gered heeft en Hij antwoordt vanuit Zijn heilige hemel met de macht van Zijn rechterhand.

Het woord gezalfde, mashiach מַשִׁיחַ (Mem מ, Shin שׁ, Jod י, Cheth ח) slaat hier op David, die in opdracht van God gezalfd is tot koning, destijds door de profeet Samuel (1 Samuel 16:1). Het werkwoord hiervan is mashach מָשַׁח en dat betekent zalven. Zowel dingen (zoals de tabernakel in Lev. 8:10) als mensen (Ex. 30:30) kunnen gezalfd worden tot de heilige dienst aan God. In Mashach מָשַׁח zit het woord shém שֵׁם, naam. Men wordt gezalfd in de naam van God.

Kracht of macht is het woord gibar גִבָּר (Gimel ג, Beth בּ, Resh ר). Anders beklinkerd betekent dit woord man, gebher גֶבֶר. Ook het woord held is hiervan afgeleid: gibor גִבּוֹר. God Zelf wordt ook wel El gibor אֶל גִבוֹר genoemd: machtige God.

Jamin יָמִין (Jod י, Mem מ, Jod י, Sluitnun ן) betekent rechts en daarmee ook: rechterhand. Denk maar aan de jongste zoon van Ja’aqobh: Benjamin, wat betekent: zoon van mijn rechterhand. De macht van Gods rechterhand is de macht van Zijn Zoon, Die kwetsbaar aan het kruis hing om de zondemacht over de mens te verbreken.

אֵלֶּה בָרֶכֶב וְאֵלֶּה בַסּוּסִים וַֽאֲנַחְנוּ בְּשֵֽׁם־יְהֹוָה אֱלֹהֵינוּ נַזְכִּֽיר

8. Eleh bharekhebh wêeleh bhasusim wa’anachnu bshem-JHWH Eloheinu nazkir, dezen op wagens en dezen op paarden, maar wij gedenken in de Naam van de Aanwezige, onze God.

En dan hier in dit vers een prachtige vertrouwensuitspraak voor God. Op Hem vertrouwt het volk! Gedenken is het woord zakhar זָכַר (Zajin ז, Khaph כ, Resh ר). Wat hierbij in gedachten komt is de opdracht van God aan Moshe om Zijn naam JHWH יהוה te gedenken en vanaf dat moment is Hij niet meer alleen bekend als Elohim (Ex. 3:15). We benadrukken vaak dat JHWH יהוה onder meer Aanwezig zijn betekent. Op deze naam mogen David en het volk Israël vertrouwen!

הֵמָּה כָּרְעוּ וְנָפָלוּ וַֽאֲנַחְנוּ קַּמְנוּ וַנִּתְעוֹדָֽד

9. Hemah kar’u wênaphalu wê’anachnu qamnu wênitodad, zij zijn gebogen en gevallen, maar wij zijn opgestaan en blijven staan.

Buigen of krommen is het woord kara כָּרָע (Kaph כּ, Resh ר, Ajin ע). Het binnenwoord ra רַע (Resh ר, Ajin ע) is hierin te vinden, wat betekent: slecht, kwaad. De slechten en het kwaad zullen uiteindelijk moeten buigen voor de macht van God.

Opstaan kennen we ook uit het NT waar Jehoshua een meisje doet opstaan uit de dood. Qum קוּם (Qoph ק, Waw ו, Sluitmem ם). Woordverband is er met qim קִים (Qoph ק, Jod י, Sluitmem ם) en dit betekent vaststellen, bekrachtigen. Wat een mooi verband is dit: God stelt vast wie de overwinnaar zal zijn; Hij bekrachtigt Zijn beloften zodat het volk Israël mag blijven standhouden tegen de tegenstander. Qajám קַיָם betekent standvastig, bestendig. In Daniel 6:27b zien we dit ook; hier schrijft koning Darius: ‘…want Hij is de levende God en bestendig in eeuwigheden.’

Niet alleen staat het volk op, maar het blíjft dan ook staande. Staande blijven is het werkwoord od עוֹד (Ajin ע, Waw ו, Daleth ד). Het volk gaat niet meer liggen, maar blijft staan voor God en vijand, dat is de kracht van de naam van God, waarin het volk en haar koning David mogen handelen.

יְהֹוָה הוֹשִׁיעָה הַמֶּלֶךְ יַֽעֲנֵנוּ בְיֽוֹם־קָרְאֵֽנוּ

10. JHWH hoshiah hamelekh ja’anenu bhêjom-qarenu, JHWH redt! De Koning zal ons antwoorden op de dag dat wij roepen.

Om welke koning gaat het dus: het gaat hier zelfs niet om koning David, maar om de God van Israël, Die door de Psalmist erkend wordt als de ultieme Koning, Die het volk uit de nood redt. Die Koning is ook Davids Koning, dat staat als een paal boven water. Wat een geloof is er in deze Psalm te bespeuren. De hartelijkheid voor koning David stoelt op het geloof in de God van Israël.

Red! Hoshiah הוֹשִׁיעָה, voor de gevorderden: dit woord is verlengd met een Hé met á-klank aan het eind en deze is bedoeld om nadruk te leggen op de gebedswijs (gebiedende wijs eigenlijk, maar God kunnen we niet gebieden), het klinkt dus echt als: help, help! Zo’n verlengende letter noemen we een paragoge. Deze kan hier gemakkelijk verward worden met de vrouwelijke uitgang, die immers ook door de Hé ה met een á-klank wordt aangegeven. Verder is dit woord een doe-vorm (hiph’il): red ons is: doe ons vrijuit gaan!

Waar we eerst in dit vers de toch wat wanhopige roep om redding zien, daar is meteen weer het vertrouwen op God in het tweede deel van deze zin. De Koning zál ons antwoorden op de dag dat wij roepen, hoewel men dit ook kan vertalen met: moge de Koning ons antwoorden op de dag dat wij roepen. Uit de Bijbelse geschiedenis weten we echter het succesverhaal van David, die pas in hoge ouderdom is gestorven; daaruit weten we dat God inderdaad het volk heeft uitgered. Davids zoon en troonopvolger Shlomo heeft in het geheel geen oorlog hoeven voeren omdat God getrouw is geweest aan David en hem uiteindelijk rust heeft gegeven van al zijn vijanden.