Woordstudies

Het werkwoord máshal משל betekent heerschappij hebben over of regeren. Koningen moesten heersen zoals God regeert, met vrede, shalom.

Lees verder

Het woord tal טל is afgeleid van het woord tálal טלל dat ook bedekken of overdekken betekent. Dauw טל was in Bijbelse tijden (en ook tegenwoordig) onmisbaar.

Lees verder

Het Hebreeuwse woord voor Loofhuttenfeest סוכות (sukoth) is het meervoud van סכה (sukáh: hut) dat samenhangt met het werkwoord סכה (sákáh: vlechten, bedekken, beschutten).

Lees verder

Het werkwoord עלץ `álats betekent jubelen of opspringen van vreugde, maar duidt specifiek op blijdschap na een overwinning uit een verdrukte situatie.

Lees verder

Het werkwoord zárach זרח betekent opgaan of opkomen. Behalve voor de zon, verwijst het ook naar andere processen die langzaam, gestaag opkomen.

Lees verder

Het Hebreeuwse woord שבועות shábhu`óth (uitspraak sháwuoth) is het meervoud van שבוע shabhúa`: zevental, week. De woorden שבוע shabhúa`, zevental en שבע shebha`: zeven, zijn verwant met שוב shúbh, omkeren.

Lees verder

Het woord Pesach komt van פסח pásach: hinken, een hinkstap of hinksprong maken, over heen stappen/springen, overslaan).

Lees verder

Israëls God wordt grenzeloos te kort gedaan als Hij gereduceerd wordt tot een onpersoonlijke Grootheid of benoemd wordt met termen als: dragende Grond, het Grote Licht, of de Oneindige.

Lees verder

Volgens de Hebreeuwse taaltraditie is er tussen twee woorden betekenisverband, als er twee letters gelijk zijn. Er is dus samenhang te zien tussen אהב ‘áhabh: liefhebben en אויב ‘ojébh: vijand, of beter vijandige,

Lees verder

Het woord פור pur heeft verband met het werkwoord פרר, párar: saboteren, teniet doen, verbreken. Ook is er woordverband met púráh פורה, wijnpers, de plek waar de kostbare druiven vertreden, stukgemaakt worden. Door verdrukkingen heen kan er iets moois...

Lees verder